Een tiltrotator wordt direct op de lepelsteel van de graafmachine gezet, of onder de werktuigbevestiging van de graafmachine. Daarna wordt de tiltrotator op het hydraulische en het elektrische systeem van de graafmachine aangesloten. Afhankelijk van de extra hydrauliekaansluiting van de graafmachine wordt de bediening aangepast door middel van een apart besturingssysteem. De absoluut meest voorkomende aansluiting geschiedt op een enkele- of dubbelwerkende extra aansluiting op de lepelsteel. Daarna wordt de tiltrotator bediend via een z.g. proportioneel besturingssysteem DC2. De bedieningseenheid hiervan zit in de cabine en de functies van de tiltrotator worden bediend met het MIG2-systeem; joysticks met duimwieltjes waarmee de graafmachinist de kantel- en rotatiefunctie van de tiltrotator traploos kan besturen, en indien van toepassing ook de werking van de grijper. De signalen vanaf de joysticks en de bedieningseenheid worden ontvangen en verwerkt door elektrisch werkende kleppen op de tiltrotator.